Leven na de dood


Op aarde leven ontelbare wezens; elk van deze wezens bestaat uit een puur geestelijke ziel (aatmaa) en een stoffelijk, materieel lichaam. De zielen hebben altijd al bestaan en 'verhuizen' al naar gelang hun karma ( de volbrachte daden ) steeds weer naar een nieuw lichaam. Men gaat er echter hoofdzakelijk van uit dat de mens louter door onwetendheid gelooft dat zijn onsterfelijke ziel daadwerkelijk in een eenheid met het sterfelijke lichaam, met een volledig andere materie, is verbonden. De mens is een hoge levensvorm en in staat om de kennis en het inzicht te verwerven, die men nodig heeft om verlossing te bereiken. Maar de mens loopt ook het risico 'af te zakken'. Zo kan een, in religieus opzicht lagere levensvorm als een hond de wedergeboorte zijn van een mens die zich in een vorig leven niet bijster goed heeft gedragen. Omdat een dier veel moeilijker de kennis kan verwerven die men nodig heeft om de rad der wedergeboorte te verbreken en de verlossing te bereiken, is zo'n wedergeboorte vrij wanhopig. Een levenswijze waarin de plichten en regels van de Hindoes een centrale plaats innemen, verheft de mens. Wanneer hij zich echte blind staart op de buitenkant van zaken, een houding die maayaa wordt genoemd, is de verlossing ver weg Zoals eerder gesteld geloven Hindoes dat elk mens een ziel heeft. Hindoes noemen die ziel het atmaa. Het aatmaa keert na de dood terug op aarde. Het aatmaa wordt herboren in een nieuw lichaam. Soms als mens en het kan ook als dier. De dood is dus niet het einde, maar een nieuw begin met een nieuw leven. Dood en geboorte volgen elkaar steeds op. Dat wordt re�ncarnatie genoemd. Toch hopen Hindoes dat het aatmaa ooit bevrijd wordt van het leven op aarde. Want leven op aarde brengt altijd leed met zich mee. Om het aatmaa te bevrijden moet je je aan je godsdienstige plichten houden. Het aatmaa kan daarna moksj bereiken. Het keert niet terug op aarde, maar bereikt de eeuwige gelukzaligheid. Het is de ultieme geestelijke bevrijding, de versmelting van de individuele ziel met God, ofwel de ��nwording van aatmaa met Parmaatmaa (God). De Hindoe die tot het inzicht is gekomen dat dit het uiteindelijke doel is waartoe al het voorgaande slechts voorbereidingen waren, zal zijn hele leven inrichten om dit ene doel te bereiken. Het mysterie dat doorgrond moet worden is dat aatmaa, de individuele ziel, niet wezenlijk verschilt van Parmaatmaa, de alwetende en almachtige God, die alle ruimte en tijd te boven gaat.

�������


Beginpagina